Ik heb mijn schrijfcursus afgesloten, met een 9,4 als eindcijfer, jawel. Daar ben ik trots op, maar nu begint het pas. Dit is een cijfer voor het technische schrijven. Om een echt goed verhaal of zelfs een boek te schrijven, moet ik blijven oefenen en dat gaat het best wanneer jij mij daarbij help, door mijn verhalen te lezen en daar opbouwende kritiek op te leveren. Alvast bedankt voor je hulp. Aangezien je op deze pagina geen opmerkingen kunt plaatsen, heb ik daarvoor een blogbericht gemaakt. Het heet: "Ben jij mijn schrijfhulp?" en staat in mijn blog onder de categorie "Boeken". Je kunt natuurlijk ook op deze link drukken: Ben jij mijn schrijfhulp?

Het nieuwste verhaal staat bovenaan. Hoe verder naar beneden, hoe ouder het verhaal. 

 

In december 2024 deed ik mee aan een Write Along, georganiseerd door Carola van Prompt. Kijk vooral ook op haar website als je zelf mee wil doen aan een Write Along of een andere schrijfopdracht : https://www.prompt-schrijven.nl/ Bij een Write Along krijg je gedurende een aantal dagen achter elkaar een schrijfopdracht. Je begint met een klein gegeven waar je het begin van een verhaal mee bedenkt. Elke dag krijg je een nieuwe opdracht, waarmee je verhaal steeds wordt uitgebreid. Heel erg leuk om te doen en ook erg interessant om de verhalen van andere mensen te lezen, die dezelfde opdrachten gekregen hebben. Ieders persoonlijke uitwerking levert vele verrassende verhalen op, echt ongelooflijk, die diversiteit. Mijn uitwerking zal ik de komende dagen hier beneden plaatsen. Hierbij zet ik de delen in leesvolgorde onder elkaar, dus je zult tegen het eind wat moeten scrollen.

 

In augustus 2024 deed ik mee aan een schrijfwedstrijd. Er deden ruim 200 mensen aan deze wedstrijd mee en ik eindigde bij de beste 20. Dat betekent dat mijn verhaal samen met de 19 andere beste verhalen in een bundel gepubliceerd werd. De bundel heet: "Waar lucht en zee in elkaar vervloeien" en deze is zo lang de voorraad strekt te bestellen via info@literairzeist.nl, voor 12,50 euro excl. verzendkosten. 

Ik heb ook nog een paar bundels extra, voor 15 euro excl. verzendkosten. Het prijsverschil maakt dat ik er zelf ook nog wat aan overhoud. Mocht je de bundel via mij willen bestellen, dan dank, laat een berichtje achter via het contactformulier. 

 

Iets anders is een soort vervolgverhaal, waarvan het verloop en het einde nog niet vast staat. Op deze manier kun jij het verhaal beïnvloeden, door tips te geven of ideeën die ik mee kan nemen in een volgend deel. Dit verhaal, ik noem het een feuilleton, naar de vervolgverhalen in de krant of tijdschriften van vroeger, zet ik in mijn blog, zodat je daar gemakkelijker op kunt reageren. Het feuilleton wordt genummerd, zodat je het ook nog gemakkelijker kunt vinden en hier onder staat per aflevering een link naar het feuilleton. Wat wil je nog meer?

 Feuilleton1


De Reünie. Deel 1.

 

Bij de post zit de mooiste enveloppe die ik ooit ontvangen heb. Dik, crèmekleurig, handgeschept papier, met sierlijke, in reliëf gedrukte groenglanzende letters. Geen logo, geen postzegel.
Erin zit een geschulpt kaartje van hetzelfde papier. Met stijgende verbazing lees ik het opschrift. Een reünie op 3 januari, in Liessel, met het groepje van het quiltweekend 2015.
Wat een bijzondere verrassing. Wie heeft dit bedacht? Er staat geen afzender vermeld. We hebben dat weekend heel veel plezier gehad, met z’n vijven in hetzelfde lokaaltje. Met de onderdelen van de quilts groeiden ook onze gesprekken. Aan het eind van het weekend voelde het alsof we elkaar al jaren kenden.
Met de uitnodiging in mijn hand blijf ik midden in de kamer staan, denkend aan ons groepje.
Marja, een Limburgse. Een zakelijke dame, compleet met mantelpak en sjaaltjes.
Sjanien, medebrabo, die, hoewel ze niet de oudste van de groep was, wel als de moeder van de groep fungeerde, steeds bezig om meningsverschillen bij te leggen en in de gaten te houden of wij wel genoeg aten en dronken.
Nannien, uit Noord-Holland, de oudste en degene met de meeste ervaring. En dat liet ze ons ook weten. In al mijn quiltjaren is zij de meest precieze quiltster die ik ooit tegengekomen ben. En niet alleen streng voor ons, ook voor zichzelf is ze niet gemakkelijk. Ik begrijp werkelijk niet hoe zij nog plezier vindt in het quilten, zo gericht op perfectie als ze is.
En dan natuurlijk Silvia uit Gelderland, de tegenpool van Nannien, een ongetemde wervelwind, ook in haar quiltwerk. Wars van regels en buitengewoon intuïtief.

Deel 2.

Eindelijk onderweg naar de reünie. Ondanks dat de uitnodiging pas enkele dagen geleden op de mat viel, voelt dat toch langer geleden. De reünie is bijna onafgebroken in mijn hoofd aan het spoken geweest.
Zouden de anderen er ook allemaal zijn? Onze laatste bijeenkomst is al weer zo lang geleden. En die eindigde dramatisch. Er was iets met een quilt, of met een ontwerp, een expositie. Ik weet het niet precies. Nooit geweten ook, ik was natuurlijk weer net naar de wc op het moment suprême en ik stapte op het heetst van de strijd het lokaal binnen. Daarna hebben we elkaar nooit meer gesproken. Ik niet, tenminste.
Zou de rest elkaar nog gesproken hebben? Waarschijnlijk niet, dan hadden ze toch ook wel weer contact met mij gezocht? Silvia en Nannien hebben elkaar vast en zeker niet meer gesproken, die waren sowieso al als water en vuur. Op het laatst vlogen ze elkaar ook in de haren. Letterlijk.
Sjanien stond erbij te huilen, met het deksel van de koektrommel in haar hand en de trommel zelf in drie stukken in een berg koekjes aan haar voeten. Zij kreeg die laatste dag de volle laag. Onverdiend. Ze probeerde alleen zoals gewoonlijk de situatie te sussen. Marja behandelde de ruzie op haar gebruikelijke zakelijke manier, maar dat maakte het er dit keer niet beter op. Ze stond er met haar armen over elkaar fronsend naast, met haar linkervoet tikkend op het groengrijze linoleum.
Plotseling vertrok iedereen en stond ik daar alleen tussen de lappen stof. Na al die jaren ben ik nog niks wijzer geworden.

Deel 3.

Er staat al een auto bij de B&B wanneer ik de parkeerplaats op rijd. Een zwarte BMW, dus het zal Marja wel zijn. En ja hoor, ze komt al naar buiten, nog voor ik goed en wel uit mijn eigen auto ben gestapt. We geven elkaar drie zoenen en lopen naar binnen, waar we met een kopje koffie in de woonkamer gaan zitten.
‘Wat jammer dat we elkaar al zo lang niet meer gesproken hebben, we gingen ook allemaal zo abrupt uit elkaar.’
Ik verslik me in mijn koffie, wanneer Marja zo met de deur in huis valt.
‘Eh, ja, dat is inderdaad heel jammer,’ reageer ik een beetje onthutst.
‘Sorry, ik overval je er zeker mee? Ja, ik ben nog steeds niet van de smalltalk. Zonde van mijn tijd,’ verontschuldigt Marja zich.
‘Geeft niet, het is ook wel handig, dan hoef ik ook niet om de hete brij heen te draaien. Weet jij wat er toen eigenlijk is gebeurd?’ steek ik dan ook maar meteen van wal.
‘Nee, niet precies. Ja, Sjanien en Nannien zaten te kijven, over dat patroon van die quilt die Nannien in de Elzas had hangen.’
‘Sjanien en Nannien? Ik dacht juist dat Silvia en Nannien daarover aan het bakkeleien waren. Kun je nagaan wat ik ervan weet. Raar, hoor, dat Sjanien erbij betrokken was, zij wordt eigenlijk nooit boos, is de rust zelve.
‘Zeker, tot je aan haar ontwerpen komt, dan zijn de rapen gaar.’
Ik blijf het vreemd vinden, maar goed, geen reden om de huidige sfeer er door te laten bederven. 

Deel 4.

Over het grind komt duidelijk hoorbaar nog een auto het terrein opgereden. Verwachtingsvol kijken Marja en ik tegelijk op naar de deur. Wie zal er nu binnen komen?
Het is Sjanien en tot mijn grote verbazing komt Nannien er vlak achteraan. Zaten zij samen in één auto? Verrassend. Maar dan hebben zij in ieder geval duidelijk nog wel contact met elkaar gehad.
Sjanien begroet ons joviaal: Hallo Lieverds, wat leuk jullie te zien, zó gezellig samen.’
‘Verse koffie en appeltaart, zag ik al door de ramen,’ rijmt Nannien.
Ik kijk sprakeloos van de één naar de ander.
Ook Marja weet niets zinnigers uit te brengen dan ‘Hoi’.
Sjanien schiet in de lach bij het zien van mijn verbijsterde gezicht en Nannien doet er nog een schepje bovenop:
‘Jij hebt nog steeds geen pokerface, jouw gezicht is altijd gemakkelijk te lezen.’
‘Uit die hoek is geen leugen te vrezen,’ laat nu Sjanien erop volgen.
Nog nauwelijks van de verrassing bekomen vraag ik Sjannien en Nannien of zij regelmatig contact hebben gehad, de afgelopen jaren. Ze kijken elkaar aan en dan begint Sjanien te vertellen.
‘De treinen hadden enorme vertraging, dus wij moesten wachten. Tegen de tijd dat de treinen weer reden, hadden we onze ruzie bijgelegd en zou Nannien haar laatste bus gaan missen.’
‘Dat is nog erger dan een weekend gaan vissen,’ onderbreekt Nannien weer.
Sjanien glimlacht en vervolgt haar verhaal.
‘Nannien reisde met mij mee voor die ene nacht, maar ze is nooit meer weggegaan.’
‘Ik wil ook niet bij jou vandaan.’
Ze kijken elkaar dolverliefd aan.
‘Voordat jullie dadelijk en plein public gaan zoenen, hoezo was die ruzie zo snel bijgelegd? Jullie vlogen elkaar bijna letterlijk in de haren over die quilt!’ vraagt Marja.
‘Ja, nee,’ antwoordt Nannien, ‘dat was een misverstand, over wie de ontwerper was van die quilt. Silvia was mij aan het beschuldigen van plagiaat. MIJ, kun je je dat voorstellen? Ik word er nog boos van!’
Sjanien valt haar onmiddellijk in de rede, duidelijk nog steeds aangedaan:
‘Hou er dan maar gauw over op en pak nog een kopje koffie bij je taart.’
Ze vergeet er zelfs van te rijmen.
‘Altijd lekker, vooral in maart.’
Nannien helaas niet.
‘Ja, een kip heeft veren en een koe een staart.’
En Sjanien heeft het ook weer te pakken.

Deel 5.

‘Waar blijft Silvia eigenlijk? Zou ze nog wel komen? Ze is al ruim een uur te laat,’ vraag ik.
‘Dan beginnen we maar zonder haar,’ besluit Marja, ‘wie heeft de planning?’
Iedereen valt stil. We kijken elkaar om de beurt aan. Nannien doorbreekt uiteindelijk de stilte.
‘Wie heeft eigenlijk deze reünie georganiseerd?’
‘Ik heb dat nooit beweerd,’ rijmt Sjanien. Wederom een stilte, die steeds ongemakkelijker wordt.


‘Dat zal dan ongetwijfeld Silvia zijn, als wij vieren het niet zijn. Wat zullen we nu gaan doen?’ Marja neemt zoals gewoonlijk het voortouw.
‘We zouden naar de markt in Den Bosch kunnen rijden, de plaats waar we voor het laatst samen waren. Er een soort bedevaart van maken?’ stel ik voor.
‘Ja, dat is misschien wel wat, een link ook met Silvia, die hier schittert door haar afwezigheid, terwijl alles er toch op wijst dat zij de organisator is,’ beaamt Marja.
Tegelijkertijd draaien wij ons naar Sjanien en Nannien. Ze knikken allebei, ook op hetzelfde moment.

 

Na anderhalf uur komen we aan op de Bossche markt. Die is getransformeerd tot een grote openlucht quiltshow. Wat is dit? Sprakeloos kijken we rond. Overal quilts, zelfs bij de winkels en de terrassen rond het plein. Zoiets hebben we nog nooit gezien. Misschien zijn het nog meer quilts dan in Birmingham. Ongelooflijk. 

Deel 6.

Wanneer we dichterbij de quilts komen, valt het ineens op. Wie heeft dit nou weer bedacht? Alle quilts hangen achterstevoren, met de achterkant gericht naar de wandelpaden. Het ziet er heel vreemd uit. Marja bekijkt elke achterkant nauwgezet en loopt steeds sneller van de ene naar de volgende quilt. Ze mompelt in zichzelf, steeds luider en luider. Het volume van haar stem en de snelheid van haar wandelen worden gelijkmatig hoger en hoger.
‘Kijk dan,’ roept ze, wijzend naar de labels van de quilts die ze ondertussen bijna rennend passeert.
‘Alle quilts zijn gemaakt naar het patroon van een ander, er hangt geen één enkel origineel ontwerp bij. Dit moet een streek van Silvia zijn, dit is het bewijs dat zij die ruzie veroorzaakt heeft.’
Met een hoogrood hoofd staat ze te hijgen, haar handen in haar zij gedrukt.
Nannien knikt en zegt: ‘Tja. We zouden naar Silvia kunnen rijden, dat is maar een half uur van hier.’
‘Briljant, je krijgt een gloeilamp in je banier!’
Marja rolt met haar ogen en we gaan op weg.

Deel 7.

Eenmaal bij Silvia aangekomen, komen we tot de teleurstellende ontdekking dat ze niet thuis is. Haar partner, Evert, laat ons binnen.
‘Dat is wel verontrustend. Ze is vanochtend gewoon vertrokken naar jullie reünie.’
‘Oh?’ reageert Marja verbaasd, ‘dat is inderdaad raar. We hebben ruim een uur op haar gewacht.’
‘Nu ik er zo aan terugdenk, was er ook wel iets vreemds bij haar vertrek, maar ik schonk er op dat moment geen aandacht aan. Pas nu bedenk ik me dat het eigenlijk anders was dan ik verwachtte,’ peinst Evert hardop. ‘Ze liep te sjouwen met haar grote naaimachine. Normaal gesproken nam ze alleen een handwerkje mee naar jullie bijeenkomsten.
‘Ja, dat is echt wel vreemd.’
‘In de wei en op de beemd.’
Nannien en Sjanien weer, bloedirritant.
‘Er stond in de uitnodiging niets vermeld over het meenemen van naaigerei,’ voeg ik toe.
Vol vragen blijven we met z’n vijven bij elkaar zitten.

Deel 8.

‘Nou, dit schiet ook niet op. Zullen we dan maar teruggaan naar de B&B en er eindelijk het feest van maken waar we eigenlijk voor kwamen? Eén, zoals we nog nooit hebben meegemaakt? Misschien is Silvia daar ondertussen ook naar toe gegaan. Blijkbaar was ze dat toch wel van plan.’
Uiteraard neemt Marja weer het besluit, verpakt in een vraag, om actie te ondernemen. Maar dat doet ze wel goed, anders zaten we hier over een uur waarschijnlijk nog naar elkaar te staren. We komen allemaal overeind en stappen weer in de auto. Evert blijft thuis en belooft ons te bellen als Silvia thuis arriveert, zonder ons ontmoet te hebben.
Wanneer we ons na ruim twee uur uit de auto vouwen, zien we een vrouw voor de deur van de B&B staan. Het is Silvia, geen twijfel mogelijk. Ze is geen spat veranderd en heeft inderdaad een enorme naaimachine naast zich op de grond staan. Na de gebruikelijke omhelzingen, kussen en verbazing over de vergaande rijmelarijen van Sjanien en Nannien, vertelt Silvia waar ze de hele ochtend heeft uitgehangen.
‘Mijn naaimachine moest in onderhoud en daar kwam ik toch langs. Dus ik had een afspraak gemaakt maar toen bleek het drie uur geduurd te hebben. Ze vonden een klein mankement, waar ik wel op kon wachten, ja, dan weet je het wel.’
We knikken alle vier vol begrip, dat hebben we allemaal in meer of mindere mate wel meegemaakt.
‘Daarom lever ik hem altijd gewoon in en dan bellen ze na een week of twee, drie, dat ik hem weer kan komen halen,’ tipt Louise.
‘Ik had uiteraard een klein handwerkje bij me, waardoor ik helemaal niet in de gaten had dat het al bijna drie uur later was,’ vervolgt Silvia. ‘En ik heb mijn telefoon vergeten, dus ik kon ook niemand bellen.’
‘Zullen we Evert gauw bellen dat je terecht bent, mal wijf?
‘De malste van ons alle vijf.
‘We lachen allemaal en gaan eindelijk naar binnen, waar het dankzij automatische verwarming een stuk aangenamer is dan buiten op de stoep. Ik sjouw de gigantische naaimachine naar binnen.
‘Gloeiende gloeiende, wat weegt dat bakbeest wel niet? Een kilo of zes, zeven?’
‘Ja, zoiets. Daarom heb ik er ook geen naaimachinehoes voor gemaakt. Dan wordt het al gauw een kilo of acht.’

Deel 9.

Terwijl we allemaal rond de tafel in de woonkamer staan, schenkt Sjanien de bubbels in, we nemen een glas om te proosten en dan realiseer ik mij dat er nog steeds een glas op de tafel staat. Heeft Sjanien een glas teveel ingeschonken? Ik kijk rond terwijl Nannien al begint te proosten.
‘Hé, wacht even, Marja is er niet,’ stel ik vast, om er meteen achteraan te roepen: ‘Marja, waar blijf je? We hebben dorst.’
Er klinkt kort wat gegniffel maar verder blijft het angstvallig stil. Ik zet mijn glas weer neer en loop naar de keuken. Niemand.
‘Is ze misschien op haar kamer naar de wc?’ vraagt Silvia. ‘Zullen we gewoon beginnen? Ik heb echt geen zin meer om nog langer te wachten. Ik lust ondertussen wel iets.
Nannien kijkt haar met toegeknepen ogen venijnig aan: ‘We hebben daarstraks anders ook lang zat op jou gewacht!’
‘Kalm maar, kalm schat, een wc-bezoek ligt buiten ieders macht.’
Onrustig kijk ik naar het rekje waar de kamersleutels hangen. Die zijn compleet.
‘Zullen we even gaan zoeken? Jullie twee in de tuin en bij het terras, Silvia bij de slaapkamers en ik bij de ontbijtzaal.’
Daar stemt ieder mee in en we gaan op zoektocht. Wat een gedoe, denk ik bij mezelf. Doe ik hier wel goed aan? Eerst beschuldigt Marja Nannien en Sjanien, dan Silvia. Eerst is Silvia onvindbaar, nou Marja. Wat staat ons nog te wachten? En ik weet nog steeds niet wat er vroeger precies gebeurd is, wie deze reünie georganiseerd heeft of waarom. Zou het voor mezelf niet beter zijn om gewoon alles en iedereen de rug toe te keren, lekker naar huis te rijden en hier nooit meer aan te denken? Ik heb een prima leven zonder dit groepje, het kan eigenlijk alleen maar minder worden. Ik heb echt geen zin in een herhaling van dat drama. Ondertussen ben ik bij de ontbijtzaal aanbeland. Niemand. Ook de toiletten zijn leeg en de extra slaapkamer boven is op slot. Voor de zekerheid klop ik toch aan.
‘Marja?’
Uiteraard komt er geen antwoord, ik voel me behoorlijk stom. Gelukkig ziet niemand dit. Ik loop weer naar beneden, terug naar de woonkamer.

Deel 10.

Ook de anderen zijn weer terug in de woonkamer, met hetzelfde resultaat.
Mismoedig zitten we bij elkaar en drinken toch maar van de bubbels.
Plotseling vliegt de buitendeur open en daar staat ze; Marja, helemaal verwilderd.
‘Marja, wat is er met jou gebeurd?’ en ‘waar was je?’
Iedereen roept en vraagt van alles door elkaar heen.
Marja gaat zitten, met haar handen voor haar gezicht en huilt hard.
Met gierende uithalen probeert ze wat te vertellen, maar het is onverstaanbaar.
Haar handen smeren snot en tranen over haar gezicht en haar haren.
Verbijsterd kijken we allemaal naar het hoopje ellende op de houten keukenstoel.
Sjanien staat op en loopt naar Marja, waarna ze haar liefdevol omhelst.
Hierdoor wordt Marja langzaamaan steeds rustiger, tot ze eindelijk haar verhaal kan vertellen.
‘Eigenlijk weet ik niet waar ik moet beginnen, het is zo ingewikkeld.’

Deel 11.

Met een glas bubbels in haar hand, eindelijk, doet Marja haar relaas.
‘Die vreselijke ruzie, ik maakte een grapje over copyright, waarna de discussie helemaal uit de hand liep en we elkaar nooit meer hebben gezien. Al jarenlang voel ik me zó schuldig, omdat ik de gezelligheid in onze groep, zelfs het hele bestaan van onze groep vernietigd heb. En toen vanochtend het gesprek meteen over die ruzie ging, durfde ik mijn schuld niet te bekennen.’
‘Dus toen ik zo lang op me liet wachten, dacht je, laat ik de schuld op Silvia afschuiven?’ vraagt Silvia met verstikte stem.
Marja knikt schuldbewust en haar ogen vullen zich opnieuw met tranen, terwijl ze voor onze ogen steeds kleiner lijkt te worden.
‘Maar ik heb ook een bekentenis te maken,’ zegt Silvia, ‘mijn naaimachine hoefde helemaal niet in onderhoud, ik ben niet eens bij de dealer geweest. Ik durfde me gewoon niet te vertonen nadat ik Nannien ongefundeerd van plagiaat beschuldigd had. Door die beschuldiging is onze groep uit elkaar gevallen, dat was dus helemaal niet jouw schuld, Marja, het was de mijne.’ Silvia’s stem breekt en ook zij lijkt kleiner te worden in de gemakkelijke leunstoel.
Nu zie ik Sjanien en Nannien op een rare manier naar elkaar kijken. Of eigenlijk lijkt het er zelfs meer op dat ze elkaar juist niet durven aan te kijken, vanwege hun gezamenlijke geschuifel in de tweezitsbank. Ze nemen zelfs fysiek een beetje afstand van elkaar.
‘Het is dus zo, dat het mijn schuld is, het uit elkaar vallen van de groep.’
‘Maar nee, praat toch geen poep!’
Nannien kijkt Sjanien met grote ogen aan terwijl ze haar hoofd heftig op en neer schudt. Haar krullen zwaaien om haar heen als de touwtjes aan een stoktrommel. Dan zegt ze:
‘Juist jij doet altijd zó je best om het iedereen naar de zin te maken.’
‘Jouw woorden weten me altijd recht in mijn hart te raken.’
‘Dusss, als ik het goed begrijp,’ vat ik alles behoedzaam samen, ‘is de originele ruzie gebaseerd op een onbegrepen grapje en is de groep uit elkaar gevallen doordat ieder voor zich dacht dat dat háár schuld was?’
Langzaam begint iedereen te knikken.

Deel 12.

Nog langzamer daalt het besef bij iedereen in. We hebben jaren verspild waarin we gewoon met elkaar hadden kunnen doorbrengen.
‘Maar,’ begint Sjanien zachtjes, bijna fluisterend. ‘Iemand heeft toch deze reünie georganiseerd. Wie dan?’
Een diepe stilte drukt de stemming in de kamer.
‘Geen idee,’ antwoordt Marja, ‘en dat vind ik nu ook helemaal niet belangrijk meer. Laten we gewoon blij zijn dat we weer allemaal bij elkaar zijn en eindelijk eens dat feest gaan vieren, het is de hoogste tijd.’
Dat laten we ons natuurlijk geen twee keer zeggen. Sjanien gaat aan de gang met de drank, Nannien gaat toastjes smeren, Silvia en Marja bouwen samen de borrelplank tot een mooi, smakelijk geheel en ik haal de airfryer tevoorschijn voor de bruine fruitschaal. Wanneer ik het mandje naar voren trek om er de bitterballen in te kieperen, hoor ik een snerpende gil. Ineens dringt het tot me door dat ik het zelf ben. In het mandje zit precies zo’n mooie enveloppe als waar de uitnodiging in zat. Iedereen is op mijn gil afgekomen. Bezorgde gezichten verschijnen om mij heen maar ik roep al:
‘Niks aan de hand, ik schrok gewoon.’
Met een boog beweeg ik mijn arm zodat iedereen de enveloppe in mijn hand kan zien. Silvia trekt wit weg.
‘Maak open dan,’ beweegt Marja mij tot actie over te gaan.
Met trillende vingers open ik de enveloppe. Er zit geen kaartje in, maar een brief, van hetzelfde dikke papier. Ik schraap mijn keel en lees hardop voor:


‘Lieve dames, Dit betekent dat er minstens twee van jullie zijn gekomen en gebleven. In je eentje ga je geen bitterballen eten. Bitterballen horen er wel bij op jullie reünie.’


We knikken en glimlachen alle vijf, terugdenkend aan de vele kilo’s bitterballen die we met elkaar hebben weggewerkt. Een weekend zonder bitterbal, is als een quilt zonder vulling, was ons credo.


‘Al jaren spreek ik jullie op allerlei quiltevenementen, maar nooit meer als groepje bij elkaar. Het viel me op dat ieder van jullie een andere uitleg gaf waarom dat zo was. Daaruit maakte ik op dat er dus geen duidelijke aanwijsbare oorzaak voor het uiteenvallen van jullie groepje was. Met alle oorlog in de wereld wilde ik een klein steentje bijdragen aan een positievere omgeving en daarom hoopte ik dat jullie, als jullie eenmaal bij elkaar waren, weer het gezellige groepje van vroeger konden worden. Hopelijk bellen jullie mij, zodat ik ook van jullie reünie, re-uni, opnieuw een eenheid, kan komen genieten. Groetjes Jeanette.’

 


Een milliseconde staan we bewegingsloos, dan grijpen we als één man naar onze telefoons om Jeanette te bellen. Zij was de organisator van de quiltweekenden waar we elkaar hebben leren kennen. Een kwartiertje later staat ook Jeanette bij ons in de woonkamer.
‘Dank je wel, Jeanette, dit hadden we echt nodig, maar kregen we zelf nooit voor elkaar.’
‘Blijf je ook het hele weekend, er is nog een slaapkamer, daar,’ wijst Nannien naar het andere gebouw, waar de ontbijtzaal ook zit.’
‘Sterker nog, die kamer had ik voor mezelf gereserveerd. Ik hoopte al op deze uitkomst.’
‘Zeg, Jeanette, ik heb toch nog een vraagje,’ breng ik de kwestie te berde die al de hele middag door mijn hoofd spookt. ‘Die quiltexpositie op de markt, was dat ook jouw werk?’
‘De organisatie wel, al die quilts natuurlijk niet. Die tentoonstelling is in het kader van komende carnaval: Het Draait Om (in) Oeteldonk. Met de medewerking van een groot aantal regionale quiltsters hopen we geld in te zamelen voor het jeugdcarnaval. Het leek me wel leuk om deze reünie in hetzelfde weekend te doen.’
Ons reünieweekend werd weer gezellig als vanouds. Met heel veel bitterballen.


De Kringloop.

In de kringloopwinkel lag het, zomaar in een stapeltje boeken, tussen een dik boek van Robert Ludlum en een dunner boek van Jude Deveraux. Niet echt een voor de hand liggende combinatie. Het viel in eerste instantie helemaal niet op, het leek een beetje weggemoffeld. Alsof niemand het mocht vinden. Pas toen ik rechts het gangpad in liep, zag ik vanuit mijn ooghoek nog net een paars hoekje uitsteken, met felgroene stippen erop. Ik pakte het paarse hoekje, dat een langwerpig dun boekje, bleek te zijn. Een gastenboek. Voor wat voor soort gelegenheid schaf je zo’n felgekleurd gastenboek aan? Wat voor soort mensen zouden er dan in geschreven hebben? Ik moest het wel meenemen.

 

Oh nee, wat heb ik gedaan? Hoe kon ik dat nou toch doen?

 

Weer thuis, zit ik lekker in mijn hoekje op de bank, met een kop koffie, klaar om het gastenboek in te kijken. Ik stel het moment suprême  nog even uit, door een hapje van mijn koekje te pakken, een heerlijk ouderwetse Pimm’s. Ik ben dol op dat laagje sinaasappelgelei, met dat dunne chocolaagje erop. Het muffige zachte koekje neem ik voor lief. Maar dan is het echt zover. Ik sla voorzichtig de kaft open. Helaas zijn er wat pagina’s uitgescheurd. Niet netjes, recht langs het midden, maar grof, onregelmatig, dwars over de pagina’s. Iemand was echt boos, zo lijkt het. Verder naar achteren zitten nog wel wat onbeschadigde pagina’s maar ik begin zo goed en zo kwaad als het gaat toch voorin te lezen. Een halve tekst is nog altijd beter dan helemaal geen tekst, ik ben nog nooit een goede puzzel uit de weg gegaan.

“Gefeliciteerd met jul….” Ah, gelukkig een felicitatie. Heel even bekroop me het gevoel dat het het gastenboek van de begrafenis van een jong persoon zou kunnen zijn, zo felgekleurd. En dat iemand overmand door emoties het boek verscheurd zou hebben. Dat zou wel heel triest zijn geweest. Maar wie brengt zo’n tere herinnering naar de kringloopwinkel? Natúúrlijk gaat het om een feest. Maar wat voor feest? Misschien een 25-jarig huwelijksfeest, waarbij de een de ander destijds bedrogen blijkt te hebben met de getuige en ze na vijfentwintig jaar alsnog besluiten er met elkaar vandoor te gaan naar de Bahama’s. Dan kan ik me goed indenken dat je zo’n boek verscheurt. Maar daarna zou ik het gastenboek verbranden, met de favoriete sokken van mijn partner erbij. Niet naar de kringloop brengen.

 

Ik had er ook nooit heen moeten gaan, ik wist dat ik me niet in zou kunnen houden. Maar het was ook zo’n rotstreek. Wie doet er dan ook zoiets? Eigenlijk valt het nog mee dat ik alleen dat boek vernield heb. Ik had háár wel willen vernielen, haar ogen uit hun kassen willen klauwen, het loeder.

 

Ik sla de volgende pagina om. “Wat een prac…. Wat een geduld”  Wat voor vreemde felicitatie is dit? Waarschijnlijk toch geen 25-jarig huwelijksfeest. Welke woorden beginnen met prac en hebben te maken met geduld? Wauw, volgens encyclo.nl beginnen er 390 woorden met prac, dat verwachtte ik niet. Een paar mogelijkheden: pracht, prachtig, practica. Hmm. Dan zal het wel pracht- nog iets worden, iets zelfgemaakt. Vanwege de geduldsfactor. Schilderijen? Keramiek? Bruidstaarten?

 

Ik had er zo hard aan gewerkt om alles op tijd af te hebben en dan hangt ze mijn werk niet op “omdat het niet bij de rest van de expositie past”  Pardon? Hoezo niet? Wie bepaalt dat?

 

“Nog bedankt voor de… vorige keer gewonnen…dagelijks onder op de bank” Het is dus iets wat vaker voorkomt. Dagelijks onder op de bank? Erop of eronder? Een schrijffoutje? In ieder geval geen schilderijen, geen keramiek en geen bruidstaarten. Dat heb je niet op èn niet onder de bank. Ik heb zelf alleen wat kussens op de bank, de afstandsbediening, een boek.  En een quilt, wanneer het wat kil is. Die heeft een vriendin voor mij gemaakt. Daar werkte ze een jaar lang aan. Een mooi ding hoor en heerlijk om onder te liggen op de bank. Dat is het, een quiltexpositie, daar doet mijn vriendin ook aan mee. Bij haar laatste expositie twee weken geleden  schopte iemand zoveel stennis dat de politie eraan te pas moest komen. Dat verwacht je toch niet van die dametjes.

 

Meteen nadat ik die pagina’s eruit scheurde had ik al spijt. Ik zorgde gauw voor afleiding om dat beschadigde boek weg te kunnen moffelen. Ik ben gaan schreeuwen en heb een hoop stampij gemaakt. Het loeder haalde er zelfs de politie bij, net iets voor haar, meteen zo overdreven. Het gastenboek kon ik nog net onder het doek van het podium schoppen. Dat heb ik de week erop daar weer onderuitgehaald, toen ik er met de muziekgroep moest zijn. Er stond bij de minibieb een doos met boeken, daar heb ik het gauw tussen gestopt. Weg is weg. Nou ga ik koffiedrinken bij mijn vriendin, die moet ik het hele verhaal nog vertellen.

 

De bel gaat, ik doe de voordeur open. Daar staat mijn quiltende vriendin. ‘Hé, wat gezellig, ik zat net aan je te denken, kom je over je expositie vertellen?’

 

 


Wijnrood.

 

Het is een heerlijke voorjaarsdag en op het terras van de Schakel drinken Martine en Geerte een lekker bakje koffie. Ze hebben rechts uitzicht op de natuurspeeltuin en links op de Slaper, de rivier die dwars door St.-Arbrestel loopt. Er vaart net een fluisterbootje gevuld met luidruchtige toeristen voorbij. Terwijl de dames gezellig kletsen en koffie drinken, zijn ze ook druk aan het quilten.

 

Michelle, één van de werknemers bij de Schakel, gaat hen dadelijk weer van verse kopjes voorzien maar eerst zet ze nog een langspeelplaat op. Ze houdt van het authentieke geluid van vinyl, de muziek  is nog net hoorbaar op het terras. Nadat Michelle de koffie heeft neergezet, kijkt ze naar Martine en Geerte. Beiden zijn lid van de lokale quiltclub en ze werken altijd aan een leuk project.

 

“Waar zijn jullie vandaag mee bezig”? vraagt Michelle.

“Op het moment met zoeken naar een speld en niet eens in een hooiberg,” antwoordt Martine gniffelend, terwijl Geerte geagiteerd allerlei spulletjes die op het tafeltje staan, oppakt en weer neerzet.

“Ik had het net nog in mijn handen, een wijnrood lapje. Het is een onderdeel van de Satsumaquilt waar ik mee bezig ben. Ik had het met een speld vastgestoken zodat ik het niet kwijt zou raken, maar blijkbaar is dat toch gebeurd. En mijn moeder zit daar maar te grinniken, in plaats van dat ze meehelpt te zoeken.” Michelle kijkt van Geerte naar Martina en weer terug en begint ook te lachen. Geerte wordt steeds roder en gefrustreerder.

“Begin jij nou ook al? Ik had precies voldoende van die kleur, nou moet ik een andere kleur kiezen en al die lapjes opnieuw maken.”

“Dat lapje, is dat ovaalvormig?” vraagt Michelle. Geerte kijkt haar stomverbaasd aan.

“Hoe weet jij dat nou?” Hikkend van de lach wijst Michelle naar de linkerschouder van Geerte.“Leuke corsage ook.” zegt ze.

Geerte kijkt naar haar schouder, kijkt beteuterd op en lacht dan voluit mee.

 

 

 

 


Hier is een link naar het Feuilleton, verhaal 1, deel 1.


Voor deze opdracht mocht ik storytelling oefenen. Dat is niet gewoon een verhaal vertellen, wat ik eigenlijk dacht, maar blijkbaar is het meer op een leukere manier iets informatiefs vertellen, of een gebeurtenis. Niet gewoon droog de feiten oplepelen, maar de gegevens in een leuk jasje hijsen. Ik wist zo gauw eigenlijk niet iets informatiefs te verzinnen, dus heb ik maar beschreven hoe ik de rozemarijnkeverplaag in mijn tuin te lijf ga. 

 

De eerste keer dat ik er één zag, vond ik het gewoon een mooi kevertje. Een donker metalig glanzend bobbeltje met streepjes over de lengte. Het was maar één mooi kevertje op mijn lavendel. Wat later in de zomer werden het er meer, maar ik maakte me nog geen zorgen. Ik zag hier en daar wel wat afgekloven lavendeltopjes maar leven en laten leven, is mijn devies.

Het jaar erop zag ik halverwege het voorjaar wat donkere plekken bovenin mijn rozemarijnstruik. En die rozemarijnstruik gaat me aan het hart. Die heb ik zelf uit zaad opgekweekt en dat klinkt gemakkelijker dan het was, aangezien mijn partner ook in de tuin werkt maar daarbij een andere definitie van onkruid hanteert dan ik. Ik zal u de details besparen maar het heeft me drie zaaiseizoenen gekost voor ik een oplossing had bedacht waardoor mijn zaailingen de werklust van mijn partner overleefden. We zijn nu elk verantwoordelijk voor een bepaald deel van de tuin.

Maar goed, de donkere plekken bovenin de rozemarijnstruik. Ik liep er naar toe en kon niet geloven wat ik zag. Tientallen van die mooie glanzende kevers vretend van mijn struik. Hier moest ik wat tegen doen, leven en laten leven gold niet meer, mijn lievelingsstruik ging ten onder aan de kevers. Ik gebruik geen chemische rommel in mijn tuin, ik heb niks tegen de andere insecten, dus restte er mij maar één mogelijkheid. Elke kever één voor één uit de struik plukken en onder de hak van mijn tuinlaars vermorzelen. Sorry kevers, er is geen andere oplossing. Dat weet ik zeker want na het kevervrij maken van de struik ging ik de kever googlen. En ik vond hem al snel: De Rozemarijnkever. Hij blijkt ook dol te zijn op lavendel. Helaas heeft de van oorsprong mediterrane kever hier geen natuurlijke vijand. Dus plukken.

 

Na deze eerste veldslag met de kevers zouden er nog vele volgen. Dagen achtereen plukte ik tientallen kevers niet alleen uit mijn rozemarijnstruik maar ook uit mijn lavendelstruiken. Langzaam maar zeker plukte ik iedere dag minder kevers uit de struiken. Nu ben ik drie jaar verder. Ik houd mijn struiken vanaf vroeg in het voorjaar in de gaten en controleer dagelijks wanneer ik de kevers weer aantref. Wanneer het aantal kevers afneemt, controleer ik minder vaak, tot de aantallen weer toenemen. Zo blijft het leven in mijn tuin netjes in balans.


Bij de tweede oefening kreeg ik een begin van een verhaal. Dat verhaal moest ik in twee verschillende genres afmaken met een maximum van 400 woorden. Ik koos voor romantisch en voor fantasy. Ik schrijf het begin in donkerblauw. Wanneer de tekst weer paars wordt, is het mijn tekst.

 

Ilse in het bos. B.

Ilse geeft plankgas. Ze ziet geen hand voor ogen en op goed geluk rijdt ze over het hobbelige weggetje, dwars door het bos. Ze stuitert heen en weer in haar eeuwenoude Peugeot, het enige dat ze mee kon krijgen na jaren te hebben samengewoond. De lucht van haar ex die zware shag rookte in de auto, zal ze met geen mogelijkheid eruit krijgen. Maar dat maakt ook niet uit. Ze is onderweg naar het “meerhuis” van haar vader. Daar zal ze voorlopig blijven.

“Je meent het,” had ze gezegd toen haar vader haar vertelde over zijn nieuwste aanwinst aan het meer.” Ja en niets minder dan dat,” had haar vader er met een bloedserieus gezicht aan toegevoegd. Haar vader was een grapjas. Het lijkt alweer jaren geleden dat ze hem voor het laatst sprak, maar het is nog maar een half jaar geleden dat hij naar zijn borst greep van de pijn en neerviel. Hij was overleden voordat hij de grond raakte, vertelde haar moeder die er bij had gestaan toen het gebeurde. Ilse veegt de tranen van haar gezicht. De ruitenwisser zet ze op het standje extreem. Buiten stormt het en takken vliegen tegen haar auto aan. Ze stuitert door, zo hard mogelijk. Van het beeld van het meerhuis met open haard, dikke sokken en een grote mok thee krijgt ze het nu al warm van binnen.

En dan stopt de auto met rijden. D wielen rollen nog wat uit, maar verder komt ze niet. Even denkt ze wakker te gaan worden Ze ligt vast al in de luie stoel voor het knisperende vuur en is in slaap gevallen. Wat een rotdroom is dit dan!

Maar ze wordt niet wakker. Ze slaapt niet. De auto heeft pech. Nou ja, vooral zij heeft pech.

“Shit, shit, shit.” Ze laat de scheldwoorden volgen door een vloekwoord waarvoor haar vader haar een reprimande had gegeven. Hard slaat ze op het stuur en toetert per ongeluk. Het geluid waaiert net zo hard weg in de storm als de takken en bladeren.

‘Shit, shit, shit,’ roept ze nog eens . Het helpt echt. Er komt niemand helpen, maar ze voelt zich wel beter. Nu is wel zo’n moment dat ze haar ex mist en vooral zijn shag. Wat heeft ze trek in een shaggie, zeg.

Van de passagiersstoel pakt ze haar mobiel. Natuurlijk geen bereik, dus stapt ze uit. Een tak vliegt tegen haar achterhoofd, wat venijnig pijn doet. Ze wappert met haar hand alsof ze een mug wegwuift. De tak is er allang vandoor.

 

 

Met haar mobiel loopt ze een stukje verder, een heuveltje op, om te kijken of daar beter bereik is. Ze draait zich om zodat haar haar niet meer in haar gezicht waait. Maar wacht, waar kwam ze nou vandaan? Het kan niet ver zijn naar de auto maar als ze in deze storm toch verkeerd loopt…. Ilse kijkt rond en ziet dan een dikke holle boom. Ilse kruipt in de boomstam. Ik kijk na de storm wel verder, als ik weer wat zie buiten. Ze laat haar hoofd tegen de binnenkant van de boom rusten en doet even haar ogen dicht, terwijl ze luistert naar het geloei van de wind buiten en de krakende takken boven in de boom. Ze moet in slaap gevallen zijn want ze schrikt wakker van een geluidje. Ze realiseert zich dat de storm is gaan liggen en kruipt uit de boom. Het regent wel. “Ja, fijn, nu kan ik er door”, klinkt een zachte stem met een vreemd accent. Ilse valt opzij van schrik. Naast de boom staat een jonge vrouw met groengrijze kleding aan, een legging met een soort lange overgooier. En met pijl en boog op de rug? Ilse twijfelt of ze toch wel echt wakker is. “Waar had je door gewild, dan? Er is hier niets?” zegt Ilse. “Jawel,” is het antwoord, “mijn huis. Zullen we binnen een kopje thee drinken tot je kleding droog is? Aan de andere kant schijnt de zon, je zal zo weer droog zijn.” Ilse kijkt om zich heen maar ziet geen huis. Ilse kijkt fronsend naar de vrouw. Die glimlacht geamuseerd. “Je hebt zeker nog nooit een boself gezien? Ik woon in deze boom. Meestal zorgen wij ervoor dat de mensen ons niet zien, maar je ziet er zo ontredderd uit, dat ik je toch wil helpen. Mijn naam is Kara”. Ilse kijkt haar ongelovig aan. Kara duwt tegen de boom waarna er tot Ilses verbijstering een stuk schors naar binnen draait en er een gang te zien is. Ilse loopt nieuwsgierig mee naar binnen. “Mijn naam is Ilse en ik kom graag opdrogen en een kop thee drinken, dank je.” Na een half uur is Ilse inderdaad helemaal droog en opgewarmd. Het weer aan de buitenkant van de boom is ook droog. Kara wijst haar de weg naar haar auto. Nu de storm voorbij is, heeft Ilse ook weer bereik. De ANWB is gelukkig onderweg.


 

Ilse in het bos. A.

Ilse geeft plankgas. Ze ziet geen hand voor ogen en op goed geluk rijdt ze over het hobbelige weggetje, dwars door het bos. Ze stuitert heen en weer in haar eeuwenoude Peugeot, het enige dat ze mee kon krijgen na jaren te hebben samengewoond. De lucht van haar ex die zware shag rookte in de auto, zal ze met geen mogelijkheid eruit krijgen. Maar dat maakt ook niet uit. Ze is onderweg naar het “meerhuis” van haar vader. Daar zal ze voorlopig blijven.

“Je meent het,” had ze gezegd toen haar vader haar vertelde over zijn nieuwste aanwinst aan het meer.” Ja en niets minder dan dat,” had haar vader er met een bloedserieus gezicht aan toegevoegd. Haar vader was een grapjas. Het lijkt alweer jaren geleden dat ze hem voor het laatst sprak, maar het is nog maar een half jaar geleden dat hij naar zijn borst greep van de pijn en neerviel. Hij was overleden voordat hij de grond raakte, vertelde haar moeder die er bij had gestaan toen het gebeurde. Ilse veegt de tranen van haar gezicht. De ruitenwisser zet ze op het standje extreem. Buiten stormt het en takken vliegen tegen haar auto aan. Ze stuitert door, zo hard mogelijk. Van het beeld van het meerhuis met open haard, dikke sokken en een grote mok thee krijgt ze het nu al warm van binnen.

En dan stopt de auto met rijden. D wielen rollen nog wat uit, maar verder komt ze niet. Even denkt ze wakker te gaan worden Ze ligt vast al in de luie stoel voor het knisperende vuur en is in slaap gevallen. Wat een rotdroom is dit dan!

Maar ze wordt niet wakker. Ze slaapt niet. De auto heeft pech. Nou ja, vooral zij heeft pech.

“Shit, shit, shit.” Ze laat de scheldwoorden volgen door een vloekwoord waarvoor haar vader haar een reprimande had gegeven. Hard slaat ze op het stuur en toetert per ongeluk. Het geluid waaiert net zo hard weg in de storm als de takken en bladeren.

‘Shit, shit, shit,’ roept ze nog eens . Het helpt echt. Er komt niemand helpen, maar ze voelt zich wel beter. Nu is wel zo’n moment dat ze haar ex mist en vooral zijn shag. Wat heeft ze trek in een shaggie, zeg.

Van de passagiersstoel pakt ze haar mobiel. Natuurlijk geen bereik, dus stapt ze uit. Een tak vliegt tegen haar achterhoofd, wat venijnig pijn doet. Ze wappert met haar hand alsof ze een mug wegwuift. De tak is er allang vandoor.

Gefrustreerd loopt Ilse naar de voorkant van haar auto. Ze doet de motorkap open maar weet dat dat geen zin heeft. Wat weet zij daar nou van? Als er iets mankeerde aan haar karretje, keek haar vader het altijd na. Ze doet de motorkap weer dicht en leunt er tegenaan. Terwijl ze het zwakke schijnsel van haar koplampen volgt, ziet ze een kromgegroeide den. Meteen voelt ze zich een stuk beter. Die den staat vlakbij het pad dat ze in moet naar het meerhuis. Als de auto geen kuren gekregen had, zou ze er zo aan voorbij gereden zijn. Ilse pakt een dikke trui en haar toilettas uit haar koffer en gaat op pad. Voor de rest van haar spullen zoekt ze morgen wel een oplossing, eerst naar binnen, opdrogen en warm worden.

Wanneer ze, doorweekt en uitgeput, bij het huisje aankomt, zoekt ze onder de bloempot naast de deur naar de sleutel. Maar er ligt niks. “Nee hè,” roept ze hard. “Heb ik dat.” Uit pure teleurstelling schopt ze tegen de deur, die tot haar verbazing meegeeft en openzwiept. “Oh, dat valt dan weer mee.” Ilse loopt naar binnen, rechtstreeks naar de keuken. “Pff, eerst maar eens thee zetten en de kachel flink opstoken.” Dan valt het haar op dat het niet koud is in het huisje. Sterker nog, het is er zelfs heel aangenaam.

“Hallo” klinkt er ineens een stem. Ilse geeft een gil, draait zich vliegensvlug om en wil de waterkoker gooien. Dan herkent ze Hans, de buurman. “Je moeder belde, ze zei dat je over je toeren vertrokken was en dat je waarschijnlijk hierheen kwam. Ze vroeg me de kachel in jullie huisje vast aan te zetten.” Ilse kijkt Hans vol verbazing aan en begint dan onbedaarlijk te huilen. Hans loopt op haar af, slaat een arm om haar heen en zet haar op een keukenstoel. “Ga hier maar even zitten, ik zet wel thee.” Ilse begint nog harder te huilen, met gierende uithalen. Haar gezicht is kletsnat van de tranen en het snot. Na een paar minuten wordt ze rustiger en tussen de snikken door zegt ze “sorry, sorry.” “Het geeft niet,” zegt Hans, “ik weet dat je het niet gemakkelijk hebt gehad de laatste tijd.” Ilse wordt steeds rustiger en bedenkt dat Hans automonteur is en nog knap ook. De storm is gaan liggen, en de toekomst lijkt al heel wat zonniger.

 

 


De eerste schrijfoefening was een kort verhaal, in 5 zinnen. Ik heb die uitdaging nog een beetje vergroot, door er een ultrakort verhaal, van minder dan 100 woorden inclusief titel, van te maken.

 

Het Tapijt van Bayeux.

Thea borduurt voor haar huwelijksverjaardag een merklap, net zoals mama en oma. Zouden er meer borduursters in de familie zijn geweest? Haar verre voorouder blijkt te hebben meegeholpen aan het Tapijt van Bayeux en werd verliefd op de borduurwol verkopende  Nederlandse marskramer. Ze ging met hem mee naar Nederland, bleef borduren en gaf haar kennis, techniek en liefde voor borduren door aan haar nakomelingen. Thea werkt nu met nog meer plezier aan haar merklap en gaat binnenkort naar Bayeux om het tapijt in het echt te bewonderen.